Gert-Jan van den Bemd: “Ik daag de lezer uit om verder te denken als het boek uit is”
Binnen anderhalf jaar schreef Gert-Jan van den Bemd twee romans, De verkeerde vriend en Na de val. De romans werden goed ontvangen. Wie is deze auteur, wat beweegt hem?
Gert-Jan van den Bemd (1964) is kunstenaar, wetenschapsjournalist en schrijver. Hij debuteerde in 1993 in Mens & Gevoelens van Margreet Dolman / Paul Haenen. In 2013 ontving hij de Delta Lloyd poëzieprijs van België en in 2014 de eerste prijs in de schrijfwedstrijd van literair tijdschrift Tirade. In 2015 won hij Heel Nederland Schrijft, in 2016 de Aspe Award en in 2017 de verhalenwedstrijd van het International Literature Festival Utrecht (ILFU). Zijn debuutroman De verkeerde vriend verscheen in 2018 bij Manteau / Angèle.
(Populair) wetenschappelijke artikelen zijn gepubliceerd in internationale vaktijdschriften (o.a. PNAS en the Journal of Biological Chemistry). Hij is hoofdredacteur en art director van Amazingerasmusmc.nl, het verhalenplatform van het Erasmus MC in Rotterdam en redacteur van REALmag.
Waar gaat Na de val over? Als de vader van Sofie Nauta volkomen onverwacht overlijdt, staat ze voor de opdracht twee huizen leeg te maken: dat waarin ze samen met haar vader en oudere broer Max haar jeugd doorbracht, en het appartement waarin haar vader de laatste jaren van zijn leven woonde. Een klus die ze alleen moet klaren, want Max steekt ging vinger uit om haar te helpen. Door een aantal verontrustende ontdekkingen komt de band van Sofie met haar vader en haar broer in een heel ander daglicht te staan.
Door: Jan Stoel
Banner: Anne Oerlemans
Je bent een beetje een duizendpoot: wetenschapsjournalist, schrijver, beeldend kunstenaar. Romans schrijven is zo anders dan (populair) wetenschappelijke artikelen. Waar komt die drang om romans te schrijven vandaan?
In de vierde klas van de middelbare school las mijn docent Nederlands mijn opstel hardop voor. ‘Zo moet het,’ zei hij. Ik was in verlegenheid gebracht, maar het was ook de aanzet om fanatiek te gaan schrijven. Honderden volgetikte A-viertjes. Ik wilde een roman schrijven, maar dat is toen niet gelukt. Een paar verhalen zijn bewaard gebleven, maar het meeste heb ik verbrand. Pas veel later heb ik de draad weer opgepakt. Ik vind het overigens nog steeds niet eenvoudig om een roman te schrijven.
Wat vind je dan zo moeilijk aan het schrijven van een roman?
Een kort verhaal is compact. Een leessessie geeft een helder beeld van de structuur en het tempo, het effect van een ingreep is direct zichtbaar. Bij een roman is dat anders. Elke leessessie verloopt anders, geeft nieuwe inzichten. Ik vind het moeilijker om te bepalen of een roman ‘af’ is.
De verkeerde vriend was je eerste roman en een jaar later ligt Na de val er al. Dat is wel heel snel. Hoe ben je erin geslaagd om twee supergoede romans zo snel achter elkaar te schrijven?
Toen ik het manuscript van De verkeerde vriend bij mijn uitgever had ingeleverd, ontstond er een soort vacuüm, een periode waarin ik niets aan De verkeerde vriend kon doen. Ik moest afwachten wat de uitgever ervan vond. Ik ben niet met mijn armen over elkaar gaan zitten. Ik ben direct door gegaan met een volgend manuscript, waardoor Na de val anderhalf jaar na De verkeerde vriend in de boekhandels lag.
Was het moeilijk om een uitgever te vinden? Hoe ben je bij Angèle (genoemd naar de legendarische Vlaamse uitgever Angèle Manteau) terechtgekomen? Een Vlaamse uitgever en geen Nederlandse.
Het is commercieel gezien een nadeel dat ik geen twintig meer ben. Ter compensatie heb ik mijn cv verrijkt met prijzen voor poëzie en korte verhalen. Helaas had dat niet het beoogde effect: de uitgevers lagen nog steeds niet voor de deur. Toch is het uiteindelijk via de Aspe Award gelukt om binnen te komen bij Angèle. Voor mij was Manteau een grote naam. De helden uit mijn jeugd - Jos Vandeloo, Johan Daisne, Hubert Lampo, Ward Ruyslinck - werden daar uitgegeven.
Voor beide boeken heeft Herman Houbrechts de covers ontworpen. Een gerenommeerd ontwerper die ook die fantastische Elsschot-cover heeft gemaakt. Hoe ben je bij hem terechtgekomen? Je bent ook beeldend kunstenaar. Waarom geen Van den Bemd-cover?
Mijn uitgever geeft me veel ruimte. Ze erkent mijn inzicht als kunstenaar. Samen hebben we naar ontwerpen gekeken. Die van Herman Houbrechts sprongen er direct uit. Herman is fantastisch. Zijn strakke ontwerpen, zijn gevoel voor compositie en ritme bevallen me. Ik heb een onmogelijke naam, veel te lang en wat moet je met ‘van den’, maar hij weet daar toch een ‘merk’ van te maken, zeker op de cover van Na de val. Ik had zelf een beeld kunnen aanleveren, maar het ontwerpen van een cover is toch een vak apart.
In beide romans gaat het om wat zich in een gezin afspeelt en duik je diep in de psyche van je (hoofd)personages. Er is steeds iets speciaals met hen aan de hand, achter een gewone buitenkant zit iets verborgen. Toeval of is het een fascinatie? Waar komt het vandaan?
Ik ben gefascineerd door de behoefte van mensen om hun tekortkomingen te camoufleren, een neiging die ik in mijn beeldende werk onder de term ‘Grand Foulard’ schaar. Zoals een versleten bankstel wordt opgeleukt met een fleurig kleed, zo poetst de mens zijn falen weg. Dat kan met woorden, of juist door middel van zwijgen, door gedrag of uiterlijk vertoon.
(Tijdens de boekpresentatie was er voor de eerste vijftig kopers een tekening, gemaakt door de auteur. Iedere tekening had betrekking op het boek.De tekst is een letterlijke passage uit het boek. Deze tekening hoort bij het eerste hoofdstuk)
Waar ben je het verhaal van Na de val op het spoor gekomen?
Het overlijden van mijn vader, kort na verschijnen van De verkeerde vriend, zal een rol hebben gespeeld. Het proces van het ontruimen van een woning, de constatering dat je je ouders eigenlijk helemaal niet zo goed kent, heb ik uit eigen ervaring.
Je hoofdpersonage Sofie heeft Kunstacademie gedaan, net als jij. Ze heeft het niet afgemaakt, jij wel. Ze maakt de opleiding niet af, is er niet zo enthousiast over: “Op de academie moest je alles vergeten wat je van tevoren had gedaan.” Hoe zit dat bij jou?
Wat Sofie heeft ervaren klopt wel, denk ik. Op de academie word je gedwongen om uit je veilige positie te komen, je kwetsbaar op te stellen. Sofie was daar niet aan toe. Ik denk dat ze bang was voor de gevolgen, het verliezen van de controle. Ik vraag me af of ikzelf die grenzen voldoende heb verkend. Op de academie heb ik hard gewerkt, maar dat is iets anders dan jezelf ontwikkelen. Toch beschouw ik het als een waardevolle periode waar ik nog steeds lering uit trek.
Je gebruikt de tekeningen van Sofie, vaak als inleidingen voor hoofdstukken, niet als beeld, maar als geschreven tekst. Gek eigenlijk want ze zegt zelf ‘Ik teken wat ik niet kan zeggen’. Overigens staat ergens anders in je roman ‘beelden zeggen niets, net zo weinig als woorden’ Waarom geen tekening geplaatst, maar een tekst? Je maakt er toch iedere dag een, ook met stift net als Sofie.
Ik denk inderdaad dat het beeld niet meer zegt dan het woord. Helder en eenduidig communiceren blijft lastig. Jij destilleert niet dezelfde boodschap of betekenis uit een beeld of tekst als ik. Dat gegeven gebruik ik bij verschillende bijeenkomsten: ik lees fragmenten voor uit Na de val en vraag de toehoorders daar een tekening bij te maken. Iedereen tekent iets anders, ook al horen zij dezelfde tekst. Dat verschijnsel zie je ook bij een boekverfilming: de personages kloppen toch nooit met jouw voorstelling?
Je roman is geschreven vanuit het ik-perspectief van Sofie. Daardoor wordt het boek een persoonlijk verhaal van haar. Was het moeilijk om je te verplaatsen in haar denkwereld?
Aan P.F. Thomése werd onlangs dezelfde vraag gesteld (hij had zich in zijn vader verplaatst). Hij vond het dagelijkse kost. Ik heb er ook niet zo’n moeite mee. Het is een van de prettige kanten van het schrijven: je kunt iedereen zijn, een seriemoordenaar, een burgemeester van een middelgrote stad, een dementerende vrouw.
Factcheck-vraagje. Iedere auteur neemt in zijn boeken de bagage mee die hij zich in loop der jaren eigen heeft gemaakt. Ik kwam een plagiaat plegende professor tegen, fraude van een docent aan de universiteit die knoeide met de tentamens. Sofie volgde de kunstacademie, tekent veel, net als jij. Wat zit er nog meer van jezelf in het boek?
Haha, ja, ik denk dat je er niet aan ontkomt om eigen ervaringen en indrukken te verwerken. Daardoor wordt het ook een boek van mij. Mijn liefde voor boeken, mijn fascinatie voor fotografie en mijn nieuwsgierigheid zitten er in ieder geval in.
Je boek leest vlot, het is spannend, bevat elementen die je ook in thrillers tegenkomt (opdrijven van de spanning, toewerken naar een climax, cliffhangers, verrassende wendingen en mysterieuze elementen bijvoorbeeld). Je hebt in je roman allerlei lagen aangebracht. Raadselachtige dingen die je als lezer aan het denken zetten, verwijzingen naar boeken, naar muziek, beeldende kunst. Maar ook zaken als de vrijheid van de jaren zeventig van de vorige eeuw, de typisch Amerikaanse mentaliteit, hoe mensen veranderen, psychotherapie, het interpreteren van kindertekeningen. Volgens mij kan zo iedere lezer er iets ontdekken. Ontstaat dat tijdens het schrijfproces? Wat heb je eigenlijk met het boek willen vertellen?
Ja, de laagjes ontstaan tijdens het schrijven. Dat vind ik een boeiend proces, alsof het boek tot leven komt. Wat ik met het boek wil vertellen is niet eenvoudig aan te geven. Waarom zijn we hier? Waarom houden we van de een, of hebben we een hekel aan de ander? Door te schrijven analyseer ik de wereld om me heen, zonder te vervallen in zwaar filosofische gedachten. Ik probeer toegankelijk te schrijven, maar daag de lezer wel uit om verder te denken als het boek uit is.
Het hoofdthema is de zoektocht naar de waarheid van wat er in het gezin van Hilde, Ward, Max en Sofie is gebeurd. In je roman komen nogal wat verhaallijnen voor, die ook nog eens ‘springen’ in de tijd én nog een functie hebben in het verhaal. Hoe werk je tijdens het schrijfproces om dat allemaal helder te houden?
Ik denk veel na over de structuur. Dat is door de veelheid aan informatie soms uitputtend, maar ook een uitdaging. Ik denk dat mijn wetenschappelijke achtergrond daarbij een rol speelt. Ik hou van analyseren, van speurwerk en zorgvuldig formuleren.
Ik merk dat je als schrijver enorm gespitst bent op het detail. Dan zal dat ook wel het geval zijn bij het kiezen van de namen. Als ik denk aan de naam Sofie Nauta dan is ‘nauta’ het woord voor schipper (Sofie probeert haar juiste koers te vinden), maar Nauta was ook een filosoof. En Sofie komt van het Griekse woord sophia en dat betekent wijsheid. Als ik het boek lees, dan klopt dit precies. Bewust gedaan?
De namen van de personages zijn met zorg gekozen. Soms - zoals bij de naam Nauta en Sofie - laat ik me in die keuze beïnvloeden door de betekenis, maar dat is zeker geen standaard procedure. Ik ga ook op mijn gevoel af. De naam moet goed passen bij het personage dat ik voor ogen heb. Het komt wel voor dat mijn schrijfproces blokkeert omdat ik geen geschikte naam voor een personage kan vinden. Dan probeer ik die naam tijdelijk te vervangen door xxx, maar dat werkt dus niet. Xxx is niks, niemand, en als ik niemand voor ogen heb, lukt het ook niet om dat personage uit te diepen en vorm te geven.
Wat lees je zelf?
Tijdens het schrijven lees ik liever geen romans, en al helemaal geen goede romans, omdat die me ontmoedigen en onzeker maken. Biografieën van kunstenaars en schrijvers zijn dan een goed alternatief. Op de momenten dat het schrijfproces even stil ligt, lees ik van alles. Ik hou vooral van, opvallend misschien, Belgische en Franse schrijvers (Willem Elsschot, Erik Vlaminck, Georges Simenon, Jos Vandeloo, Hugo Claus, Georges Perec, Philippe Claudel, Michel Houellebecq).
Je schrijft korte hoofdstukken, net scènes. Waarom doe je dat?
Ik hou van het beeldende van film en fotografie, een roman is in wezen niet heel anders. De personages zijn als acteurs en figuranten, de omgeving waarin zij zich bewegen is het decor. Ik vind het magisch dat je met woorden een beeld kan vormen. Dat lijkt op het gevoel dat ik kreeg toen ik voor het eerst in een donkere kamer een foto afdrukte.
Taalgebruik. Je schrijft in een heldere taal, compact, niet te lange zinnen. Het valt me op dat je ook wel beeldende kunst verwerkt in je metaforen. Toeval? Een paar voorbeelden:
- Het logo van de uitvaartverzekering is een sobere letter W: terwijl die letter toch schreeuwt om tot vliegende raaf te worden gestileerd. Of tot een klapwiekende gier.
- Hij zette zijn beker in een triplex plaatje in de vorm van een schilderspalet, met ronde uitsparingen in de vorm van dotjes verf.
Waar let je op als je aan het schrijven bent?
Ik ben visueel ingesteld. Ik kan het niet laten om te observeren. Alles wat ik waarneem, kan ik gebruiken. Vroeger kon ik dat niet zo goed doseren: mijn leven draaide om het observeren. Ik stond bewust aan de zijlijn, zodat ik alles kon waarnemen. Gelukkig kan ik daar nu beter mee omgaan.
Na de val heeft min of meer een open einde. Waarom? Het is alsof je roman een periode uit het leven van Sofie beschrijft. Meer Sofie op komst?
Ik hou niet zo van afgebakende verhalen. De lezer leeft nadat het boek is dicht geslagen hopelijk ook nog verder. Dat hoop ik ook voor mijn personages. Ik denk niet dat er nog een vervolg komt. Met Sofie gaat het goed. Ik ben toe aan een nieuw avontuur, met nieuwe personages.
Waar kunnen mensen je ontmoeten? Signeersessies? Lezingen?
Ik sta altijd open voor ontmoetingen met mijn lezers. Regelmatig bezoek ik leesclubs en beantwoord ik hun vragen. Dat zijn vaak interessante bijeenkomsten. Na afloop denk ik: daar zit een roman in.
Portretfoto: ®Thomas Sweertvaegher
Tekeningen en foto presentatie: Gert-Jan van den Bemd
Meer info: Grand foulard